DeelwoordenDoor -- / 20/06/2024 Vul het tegenwoordig of voltooid deelwoord in. Voorbeeld: slaan, hangen De vader wist dat zijn zoon als een geslagen hond met hangende pootjes zou terugkeren. Naam Klas 1. fietsen, lopen Ben jij vandaag of naar school gegaan? 2. ontslaan, slaan De trainer vertrok met deuren. 3. huilen, doodrijden  begroef het jongetje zijn hond. 4. vallen  sterren zijn in feite meteoren. 5. lopen Elke dinsdag is er bij de Thai hier een buffet. 6. ronken, gillen De punk hield van bassen en gitaren. 7. overtreffen Grammatica: ‘grootst’ is de trap van ‘groot’. 8. betoveren Het portret was van een schoonheid. 9. gaan De politieagent wilde weten wat er was. 10. gieren De raceauto ging met banden van start. 11. blaffen Spreekwoord: honden bijten niet. 12. koken De jongen goot heet water over zijn handen. 13. beledigen, laaien De asielzoeker was van woede. 14. horten, stoten  en kwam de oude brik op gang. 15. loensen Sommigen vinden een vrouw sexy. 16. drukken Door de hoge vochtigheid hebben we nu weer. 17. bonken Met een hart vroeg Jan het meisje ten dans. 18. stromen Vera stond op de bus te wachten in de regen. 19. aangrijpen, kolken  beeld: een kind valt in de rivier. 20. inkomen, uitgaan  gesprekken zijn goedkoper dan . Time's up